Nostalgie

Nostalgie. Het overvalt me, vaker dan verwacht.
Melancholie. Van ’t zelfde.

Het zijn dan ook zulke mooie woorden (proef ze maar eens, laat ze maar eens rondrollen in je mond), die een zo mogelijk nog mooiere betekenis omhullen. Er ligt een wereld in ze, een net niet helemaal vergeten wereld. En onschuld, puurheid, kinderlijk geluk; dat hoor ik er ook in. Het zijn souvenirs, zoals magneten uit verre oorden op de frigo.

Ik koester herinneringen. Ik verzamel ze. De herinnering als bevestiging van wat ik voel. Het probleem is dat ik daardoor soms vergeet het heden te koesteren. Dat is natuurlijk veel moeilijker. Doe dat maar eens, het heden omarmen. Carpe diem? Goh, moeilijk, maar het lukt gelukkig wel. Ik kan alleen beter dingen omarmen die voorbij zijn. Heel vroeger, toen ik nog kind was, plukte ik met gemak de dag. En recenter gelukkig ook, zondag nog bijvoorbeeld besefte ik dat het goed zat, de dag, en ik was ‘m dus goed aan het plukken. Ik dacht niet: amai, hier ga ik achteraf nog aan terugdenken in een nostalgische bui. Al wil ik nu stiekem dat het opnieuw zondag is.

398e7cb813146112e69ef4d6fbcfd5d6

Zo is ook in de liefde nostalgie een noodzakelijke kwaal. Die eerste keren zijn dus wel zo goed als allemaal op! Gewoon voorbij, om nooit meer terug te komen. Dat is natuurlijk tegelijkertijd ook de pijnlijke schoonheid, daarom zijn het eerste keren. Maar toch, ik zou de minister van agitatie, opwinding en opperste ontroering niet zijn om me dat niet aan te trekken. Ik kan daar niet zomaar mijn schouders voor ophalen. Ik moet daar eventjes een beetje intriest gelukkig om zijn. Ik kan dat ja, intriest gelukkig zijn. (Ik moet daar alleen nog een mooi neologisme voor verzinnen.)

Dit alles tot groot jolijt van de crisismanager. Niet dus, die man heeft daar zelf geen last van. Houdt zelfs niet bepaald van herinneringen. “Wat voorbij is, is voorbij”, zegt hij dan heel mannelijk en kordaat. Inwendig roep ik dan hoe dat nu in godsnaam mogelijk is. Uitwendig roep ik dat dan eigenlijk ook. Tegelijkertijd denk ik ook dat het zalig moet zijn om het heden zo bij de ballen te grijpen. Is het heden dan echt groter dan het verleden? Soms is het verleden een obstakel, een hindernis die genomen moet worden. Dan kan je elkaars heden elkaars verleden laten omarmen. Bedekken met de mantel der liefde, zeg maar.

Toen mijn crisismanager nog gewoon mijn kersvers vriendje was, verzuchtte ik dat al wel eens. Of ik benoemde het altijd: ons eerste dit, ons eerste dat. Zodoende besefte ik wel dat het heden zo slecht nog niet is, ook al verzamelde ik al die eerste keren quasi krampachtig, om ze nadien uit te stallen in een stoffig achterkamertje in mijn hoofd. Maar natuurlijk, eerst is er nu en dat is eigenlijk nog wel een hele tijd.  Misschien worden we ook nog gewoon elkaars later. Maar zoals het vaak gaat, wordt ook nu toen. Raakt ook nu verstrikt en verborgen in de vergetelheid en bleekt het zelfs af tot een verleden.

dc1ArDy

Trouwens, in een verliefde opwelling schreef ik toen een gedicht over die acrobatische tweespalt tussen heden en verleden. Dat doe ik wel eens, zo een poging tot probeerpoëzie, maar godzijdank meestal niet in een verliefde opwelling. Wie gelukkig is, hoort niet te dichten, althans volgens mijn radicale bescheiden mening. Hoe ongelukkiger de dichter, hoe mooier het gedicht. Daar schrijf ik later nog wel eens over. Of ook niet.

En foert!

Voorlopig is er echt wel ruimschoots voldoende nu om van te genieten. Ik ga dat alleszins keihard proberen.

4 reacties

Plaats een reactie