Vorige week genoeg over boeken gesproken, me dunkt. Ik werd zelfs gebombardeerd tot leesplezierambassadeur, een titel die ik met de nodige trots draag. Een titel ook die iedereen vandaag reeds vergeten is. Het was me het weekje wel voor het Ministerie. Wat kan mij, minister van agitatie, het best tot rust brengen in dagen van verbeterwoede? Een paar streepjes muziek. Daarom gooi ik het nu even over de muzikale boeg.
Ik kreeg zonet de impulsieve ingeving er een reeks van te maken, iets als ‘liedjes en boeken die mijn leven hebben bepaald beïnvloed’ (‘bepaald’ klinkt misschien weer iets té overdreven?). Een nobele beweegreden heb ik niet per se, het leek me gewoon tof. Tevens een ideale manier om te laten zien waar mijn zin voor drama vandaan komt – als ik dat nog niet duidelijk genoeg had gemaakt natuurlijk. En mja, ik ben me volledig bewust van het feit dat ik dit mogelijk slechts één keer probeer en er dus helemaal geen sprake is van een reeks. Ik probeer ook maar wat, hé. Ik vind het al straf genoeg dat ik elke maandag, en soms wispelturig op dinsdag dankzij duizenden examens, mijn ministerie alsnog aan het werk zet.
Vandaag: de liedjes en artiesten die mij als jong meisje tot tranen toe beroerden. Haal die Kleenex dus maar boven, het is een playlist om van te bleiten. De redenen waarom laat ik jullie zelf kiezen, ik kan tenslotte best flexibel en toegeeflijk zijn als ik echt echt wil.
The Beatles
Mijn leven begint bij The Beatles. Nee, serieus, dat is zo. Ik was 6 en verslaafd, obsessief zeg maar, aan de heilige viervuldigheid, en dit zo’n 10 jaar lang. Het is de soundtrack van mijn kindertijd. Ik hield een zelfgemaakt plakboek bij met artikels, foto’s, teksten, fanbrieven en weetjes die ik op die leeftijd onmogelijk kon begrijpen (à la “Ik ben een nette man. Ik bewaar mijn sokken in de sokkenla en mijn lsd in het lsd-potje.” Daarna: “Papaaaaaa, wat is lsd?”.)
Met een paars parapluutje als gitaar en met fijn stemmetje tokkelde en zong ik “den blauwe” en “de rooie” volledig uit het hoofd mee in de living, mijn begrensd podium van kinderlijk geluk.
The Fab Four zijn en blijven mijn eerste liefde.
Neil Young
De eerste keer dat ik me het echt levendig herinner dat ik moest huilen om een lied. Ik had, allicht iets te jong, naar de film Philadelphia gekeken in familieverband en hoorde de frêle, breekbare stem van een zekere Neil Young. Het werd me meteen zwaar te moede. Heel misschien ook wel omdat ik daarna lang schrik had om aids te krijgen, ook al kon dat om talloze overduidelijke redenen totáál niet het geval zijn.
Sometimes I think that I know what love’s all about
And when I see the light
I know I’ll be allright
Het was alleszins genoeg om naar Neil Young te blijven luisteren, tot de dag van vandaag. De jaren nadien draaide ik After the gold rush zowat grijs. Daarbij hoorde jammer genoeg ook een zielige poging om de akkoorden van de titelsong te tokkelen op een echte gitaar, die ik per se voor een zoveelste verjaardag moest hebben. Je weet wel, ter vervanging van die paarse paraplu. Ma en pa, bij deze sorry voor de geldverspilling. Een talent is er gelukkig niet aan verloren gegaan.
Hair
Een musical die ik oneindig veel keer gezien heb en die zo mijn voorliefde voor de jaren zestig alleen maar op het ongezonde af heeft aangewakkerd. Het leven is moeilijk als je 10 bent in 1997 en dolgraag een hippie wil zijn. Het leven voor mijn ouders was ook moeilijk in die tijd, want wat moet je in godsnaam doen als je jongste dochter luidkeels “sodomy, fellatio, cunnilingus / masturbation can be fiiiiiine!” meebrult en achteraf doodonschuldig vraagt wat dat allemaal eigenlijk is?
De traantjes kwamen echter pas met Let the sunshine in. Keer op keer een wanhopige emotionele climax. Arme, arme Berger. Meer zeg ik niet, kijk verdomme zelf als je deze film nog nooit gezien hebt.
Bob Dylan
Mijn eerste echte kennismaking met één van mijn grootste idolen ooit. Ik was dan ook al ietsje ouder. Ik had de platenspeler van vader naar mijn kamer gesmokkeld, samen met diens platencollectie. Onwetend zette ik Nashville Skyline op, van een zekere Bob Dylan en Johnny Cash, en ik hoorde dat het goed was. Tot de naald bij bovengenoemd lied aankwam en ik een beetje huilend besefte dat ik nog nooit in mijn leven zoiets had gehoord. Ja, dat was behoorlijk dramatisch, maar wat had je dan ook verwacht van mijn hysterische puberversie. Dylan luidde met zijn melodieus doch nasaal geneuzel op poëtische wijze mijn puberteit in, je zou voor minder theatraal wezen.
Ik ga hier stoppen, want dat doe je best op een hoogtepunt. Na Dylan heb ik immers nooit meer zo aan devote idolatrie gedaan. Met uitzondering voor Jeff Buckley, Tupac en Alex Turner natuurlijk, dat spreekt voor zich.
Voer voor een volgende keer. Bovendien een uitgelezen kans om een ode aan de cassette te schrijven. Wie heeft niet bij de radio gezeten, met het vingertje in aanslag om tijdig op rec te duwen? En maar mixtapes maken. En een coole walkman aan je broeksriem hebben hangen. Ha, dan toch een voorzichtig vooruitzicht op iets dat op een reeks zou kunnen lijken, niet waar? En dan is het minder bleiten, meer lachen. Dat kan ik namelijk ook. Er is dus nog hoop.
En vader zag dat het goed was 🙂
LikeLike
Ben van 1959! Dus is mijn “uitloop jouw inloop”! En Neil Young is om het met Zimmerman te zeggen: forever young
LikeGeliked door 1 persoon