Tweedracht

Ik ben moe. Ik heb slecht geslapen. Mijn ogen raken moeizaam geopend, want ik heb natuurlijk weer eens moeten janken. De hysterie nabij.

Het was gisterenavond namelijk ambras op het Ministerie, en dat na een gezellig weekend. Ikzelf en de crisismanager, briesend tegenover mekaar, overduidelijk niet eensgezind. Neen, niet omdat hij zijn sokken op de grond had laten liggen die ochtend en ik mijn koffiemok niet had weggezet.  Niet omdat hij te lang naar een andere vrouw keek, niet omdat ik te lang zwijmelde bij het horen van Alex Turners zwoele stem. Neen, niet omdat hij weer moest bepalen wat praten was en wat niet (achteraf bekeken misschien toch een beetje wel) en ook niet omdat ik weer veel te snel op mijn shetlandpony zat (achteraf bekeken misschien toch een beetje wel). Niet om geld, om nakende verbouwingen of om te weinig tijd voor elkaar.

Omwille van stomme tweets over die nog stommere Mars tegen Marrakesh. Echt waar.

En weet je, dat is niet eens helemaal mijn of zijn schuld. Dat is grotendeels ook de schuld van de politiek.

Hoe een bepaalde partij erin geslaagd is een land zo te verdelen, het blijft me een raadsel. Hoe tweedracht ons mijlenver van elkaar doet afdrijven. Hoe alles de schuld is van de ander. Hoe haat in onze taal is binnengedrongen, als een sluipend vergif. Hoe venijnig reacties op sociale media zijn. Hoe moeizaam het vinden van liefde in de eindeloze stroom van angstzaaierij en verwijten. En godverdomme nu ook in de woonkamer van het Ministerie? Zo niet!

Ik discussieerde vroeger eigenlijk best wel graag. Met mijn franke teut voerde ik zonder gêne het hoge woord en overstemde ik met mijn temperament waarschijnlijk meermaals de bedachtzame of bedeesde gesprekspartner. Tegenwoordig vind ik het niet langer leuk. Zwijg ik vaker. Of verhef ik zelfs vaker dan vroeger mijn stem, nog steeds vanuit datzelfde temperament, maar wanhopiger nu, vanuit een diepgewortelde onmacht, vanuit een gaatje in mijn hart. Ik ben best retorisch onderlegd, Aristoteles en zijn syllogismen hebben nog weinig geheimen voor mij. Als lerares Nederlands laat ik mijn leerlingen naar debatten kijken en opiniestukken lezen waar ze op zoek moeten gaan naar argumentatiegronden en oog moeten hebben voor drogredenen. Alleen, mijn logica heeft het de laatste tijd laten afweten. De rede is afgedropen, want hoe kan het ook anders als je de rede niet langer ziet of hoort in wat men noemt de publieke opinie, of de stem van het volk. Ik ben moe.

Mijn hart roept luider dan mijn hoofd.

En gisteren riep ik dus luider dan gewild naar de crisismanager, omdat ik boos was verdomme. Omdat ik al boos was bij alles wat voorafging aan deze mars, omdat ik al boos was bij het horen van de oorlogstaal van prominente politici-oproerkraaiers. En omdat ik nog bozer werd bij het zien van agressief klauwende leeuwen op de grimmige beelden en het horen van de akelig onverdraagzame slogans die in de straten weerklonken tijdens de zogenaamd vreedzame mars. Omdat ik samen met mijn crisismanager vanuit de zetel wou roepen naar Dries Van Langenhove en zijn vriendjes dat ze een bende neonazi’s zijn, dat ze zich moesten schamen, dat ze zelf maar eens hun verdomde matten moeten rollen. Mag ik verdomme nog boos zijn om zoveel frustratie en polarisatie?

Ik hoef op dat cruciale moment van opperste verontwaardiging niet na te denken bij hun beweegredenen of hun motieven, dat doe ik desnoods wel achteraf, na een nachtje slaap, als ik zin heb. Dat is natuurlijk buiten de crisismanager gerekend. Als ik dan, duidelijk geagiteerd, toch inga op een argument van hem, en hij vindt dan dat ik op die manier niet serieus aan het praten ben en niet nadenk, tja… dan is het hek van de dam. Ik denk wel na, geloof me, ik pieker mezelf te pletter. Hij kan, wars van alle emotie, bedachtzaam omgaan met alles wat er rondom hem gebeurt en op zoek gaan naar drijfveren, zelfs van die bende S&V-fils à papa’kes. Hij zoekt nuance, wanneer ik wit van woede die zwarte uitdijende olievlek wil veroordelen en naïef een halt wil toeroepen. Omdat mijn hart er simpelweg niet bij kan dat je zo spreekt over mensen, over grenzen, over eigen volk eerst, over een gefingeerde meerderheid die allesbehalve een meerderheid is. Ik ben moe.

Ik denk aan het militant activistisch langharig hippiepubertje dat ik ooit was: boos betogend in Brussel tegen Bush jr., verontwaardigd Vlaams Blok-affiches overplakkend met gelijkgestemde vriendinnetjes, ziedend een zitstaking organiserend op school. Puisterig beugelbekje met Arafatsjaal (voordat het gekaapt werd door fashionista’s die denken dat Arafat de Palestijnse Burberry is), met kleurrijke pace-vlag, met quotes van John Lennon en Bob Dylan op al haar schoolmappen. Waar is dat meisje? Moe dus, en boos en het beu om altijd voor linkse rat en naïeve gutmensch te worden versleten. Ouder geworden ook. Ik dwaal af.

Hadden we maar wat meer van elkaar, de crisismanager en ik. Ik neem wat van zijn zin voor nuance, hij neemt wat van mijn emotie; dan maken wij nooit meer ruzie. Toch niet omwille van een bruine mars van ocharme 5500 man en enkele opruiende tweets daarover. Over die sokken of ander huishoudelijk onheil zwijg ik wijselijk. (Anders zou het te ongeloofwaardig zijn ook, we zijn wie we zijn en daar hoort af en toe een kletterende ruzie bij.)

En toch. Voor de samenleving wens ik de komende feestdagen iedereen wat meer hart toe. Een mooi, warm, gevoelig en keigroot kloppend hart. Laat ons elkaar dat hart tonen en bewijzen dat wij de meerderheid zijn. De meerderheid die wél gelooft in naastenliefde, in solidariteit, in empathie, in geluk en kansen voor iedereen, in verbindende taal en dito daden. Op een bedje van nuance. Daar kan geen bruine mars tegenop.

O ja, crisismanager, terug vriend?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s