De zon schijnt, een ideaal moment om te gaan wandelen met mijn kleine kabinetschef-tut. Even ontsnappen, even de frisse buitenlucht opsnuiven, even vergeten dat we massaal in ons kot moeten blijven omdat een vies virus lelijk huishoudt in de wereld. Je zou voor minder hysterisch worden, toch? Maar je houdt je shit together, want dit is voor het hogere goed. Laat me je meenemen op mijn wandeling van pakweg een klein uurtje. Hou wel gepaste afstand, dank je.
Slaapt ze al? Nee, ogen wagenwijd open. Waarom slaapt ze de laatste dagen zo slecht? Zou er iets zijn?
Wel zalig om even buiten te zijn. Zou ik mijn jas al uitdoen?
Oh, kijk, een beer!
Heeft ze het niet te warm? Hoe regel ik in godsnaam de temperatuur van zo’n babymensje?
Hier kom ik straks terug met een schaar om bloemen te plukken. Met een schaar, ja, want je weet nooit welke dieren op die bloemen hebben gepist of gekakt.
Welk toertje zal ik deze keer eens maken? Slaapt ze trouwens al?
Oh, nog een beer!
Zalig dat ik mijn gsm niet bij me heb, even aan niks denken. (Inwendig gniffelen om deze gedachte van mezelf.)
Ik ben precies nog zwanger in dit kleed. Niet meer aandoen. Foert, jawel, dat maakt niet uit.
Waarom hebben die mensen hun huis knalblauw geschilderd? Of hebben die dat zo gekocht en trekken die zich niks aan van de heersende esthetische normen? Zou dat huis al in Ugly Belgian Houses staan? Zo niet, het verdient er zeker en vast een eervolle vermelding in. Zou Flo uit Blind Gekocht ooit haar wit blokje vinden? Ik hoop voor haar van niet. Dat is gemeen, zo mag je niet denken. Wat maakt het uit, niemand hoort je.
Oh, kijk, nog een beer!
Ben ik als volwassen vrouw te enthousiast over die beren? Nee. Die beren staan symbool voor de onschuld van alle kindjes die nu vrolijk op berenjacht gaan. De crisismanager verwijt me wel eens kinderachtig te zijn. Is dat zo? Ben ik emotioneel onvolwassen? Ik vind van niet. Zijn we dat niet allemaal? Ik weet het niet.
Slaapt ze al? Yes, ze slaapt. Blijven wandelen. Heerlijk, zo buitenkomen met die zon op mijn snoet. Nu kan ik echt wel mijn jas uitdoen, ik zweet al. Zalig, zo aan niks denken en gewoon wat wandelen.
Waarom maken de crisismanager en ik zoveel ruzie de laatste tijd? Moeten wij niet quasi verplicht dolgelukkig zitten wezen samen gezellig in quarantaine met ons liefste dochtertje zo dichtbij? Ook al zijn wij nog altijd niet verhuisd en heb ik stiekem toch wel in de put gezeten door mijn ziekenhuisopnames en heb ik nog maar amper mijn laatste abces en bijhorende wonde door een brute spoedarts verteerd en ben ik nog maar vier maanden mama en weet ik even niet meer wie ik nog allemaal ben en kan zijn en wil zijn? Is het niet gewoon normaal dat mijn leven even op z’n kop staat?
Die witte lakens buiten, zo schoon. Mensen zijn solidair. Mensen zijn empathisch. Ik moet daar soms van wenen. Hopelijk blijft dat zo, ook na de crisis.
Kijk, nog een beer! Yes, ze slaapt nog altijd. Allez, nu ga ik echt eens stoppen met denken.
De zoveelste glimlach en het zoveelste knikje naar onbekende voorbijgangers. De mensen zeggen veel meer goeiendag tegen elkaar. Dat mag zo blijven. Hopelijk wordt iedereen wat liever voor mekaar. Ben ik een naïef idealistje? Misschien.
Al die stoepkrijttekeningen maken me oprecht blij. Ik negeer voor de lieve vrede dat er overal “Blijf in u kot” staat in plaats van “Blijf in uw kot”. Het morele overstijgt het grammaticale nu eenmaal in bijzondere omstandigheden als deze. Zo inschikkelijk dat ik ben, zo mild.
Ben ik gelukkig?
Ze is wakker, mijn kleine kabinetschef-tut. Ze lacht. Een en al onschuld en grote ogen vol hoop, verwachting, glinstering, pure onversneden liefde. Ik moet gelukkig niet meer nadenken, zolang ze wakker is. In haar grote ogen lees ik het antwoord op mijn vraag.
Ah ja, hier moest ik nog terugkomen met de schaar. En straks eindelijk een beer voor ons raam plaatsen, al heb ik geen beer. Maar eerst dit even allemaal opschrijven voor ik alles vergeet.
Eerlijk? Ik ben de helft van mijn hersenspinsels hoe dan ook al vergeten. Wat maakt het ook. Werkelijk niemand zit te wachten op een uur in mijn hoofd, niet in het minst ikzelf.
Maar toch, zalig zo gaan wandelen om je gedachten eventjes uit te schakelen. Moet ik vaker doen.
